BLADEN

woensdag

LIONSERPOLDER BOLLAND SATE LYONSERPOLDER LIONS LEONS HUINS HÚNS HESENS

LIONSERPOLDER KOLDER  HESENSERPOLDER
TOTAAL 450 HA GERESERVEERD, AANGEWEZEN
MAAR O WAT GAAT DAT VERWERVEN MOEIZAAM

EN DE BOER? HIJ PLOEGT VOORT.....MAAKT EEN MESTOPSLAG MET DE KLEI UIT DE  UITGEGRAVEN GRENSSLOOT.....

BRIEF AAN PROVINCIAAL ARCHEOLOOG FRIESLAND 07 09 1999



                                                                                                           Assen 07 09 1999*

[]
provinsje Fryslân 
de provinciaal archeoloog 
dr.G.J. de Langen    


onderwerp:
cultuurhistorische waarden en bescherming
Hesenser-Lyonserpolder


Geachte heer de Langen


Het zou gewenst zijn dat er ten aanzien van de ruilverkaveling Baarderadeel en in het bijzonder voor de reservaatsgebieden spoedig een actiever aandeel voor en van de cultuurhistorici te bespeuren valt.


Ik deel de bezorgdheid over het versneld teloorgaan van het landschaps- inclusief het bodemarchief.
De ingrepen worden steeds grootschaliger door natuurbeschermings- en natuurontwikkelings-processen en -procedures
De waarde van het oude boerenland wordt niet meer alleen bedreigd door landbouw maar ook  door natuurbouw.


Van 1991 tot 1995 dacht ik als bewoner van Bolland bij Lions [Frl] in practische zin nog iets in deze ontwikkelingen te kunnen vertragen.
Mijn boerderij zou weldra opgenomen worden in een Beschermd Landschap[sgezicht]Lions.
De boerderij zou een 'beeldbepalend element' in een waardevol ensemble worden met het al bestaande beschermde dorpsgezicht Huins en Lions.
Bij het reconstrueren van de oorspronkelijke gracht kwam ik bij toeval oudheidkundig interessante structuren tegen en ik probeerde archeologen er toe te bewegen hier kennis van te nemen en dit eventueel op te nemen.
Het zou iets kunnen toevoegen aan het toch al interessante beeld wat er bestond over het oude polderlandschap.
G.Elzinga, uw voorganger, is een paar keer bij mij op het erf geweest om mijn werk aan het vastleggen van het bodemarchief te aanschouwen.
Het idee dat ik aan deze bezoeken heb overgehouden was dat dhr. Elzinga toen wel heel letterlijk en figuurlijk in zijn gesuggereerde terpen-relatiegebied stond.
Alle ingredienten om hem heen: tweeëntwintig kerktorens en ook vele boerenerven. Binnen het relatienotagebied vele interessante oudheidkundige waarden.
Helaas bleek al spoedig dat ook hij de relatie niet meer weet te leggen tussen wat hij schreef in 1988 in 'Terpen en wierden in het Fries-Groningse kustgebied' en de huidige ontwikkelingen.


Maar het ging mij om een uitgelezen kans om met Natuurmonumenten een terpen-relatiegebied veilig te stellen.
Met een kleine uitbreiding, zonder al te veel directe restricties, naar Battens, Faldens, Huins, Hoptille, Hijlaard en Jorwerd is er het gebied wat iedereen zo graag wilde.


Dan zou het "allerlaatste"' kengebied in een endemisch kerngebied van de EHS enigszins veilig gesteld kunnen worden.


Overigens wil ik hier uitdrukkelijk stellen dat het níet mijn bedoeling is met u in discussie te gaan over de vermeende illegale graafwerkzaamheden die ik zou hebben verricht.
Impliciet is mijn werk wetenschappelijk erkend door het opnemen van contextuele informatie [in  uw publicatie in Paleo-Aktueel 5, 1994 en Noorderbreedte jun/aug 1994].


U adviseerde mij eens- toen nog in uw functie als projectleider st RAAP- "een brief aan de minister te schrijven" en dat lijkt mij ook het geëigende kanaal om nog eens duidelijkheid te scheppen over de eigen verantwoordelijkheid die ik heb genomen tot behoud en beheer van het bodemarchief rond Bolland -sensu lato-.
Om misverstanden te voorkomen: ik was en ben geen amateur-archeoloog, wel heb ik mij ontplooid tot archiefonderzoeker.


Er wordt door de overheid verlangd dat ook burgers actief tot zelfs creatief zich bezighouden met cultuur en natuur en milieu.
Ik heb die verantwoordelijkheid letterlijk genomen en ben van 1991 tot 1995 op Bolland bezig geweest met het cultuurhistorische behoud en beheer.


Van nazorg ten aanzien van het bodembeheer rond Bolland lijkt nog geen sprake.
Informatie bij de LIC, st RAAP, ROB, AMW, NM en IKC [mrt/apr 1999] leert dat er ook nu nog weinig tot niets bekend is over de te behouden archeologische en cultuurhistorische waarden in het gebied rond Bolland.
Ook weet men mij weinig te vertellen over samenwerking daarin.


Er zijn een paar practische zaken die ik wil aanstippen.


Ik heb het personeel van de st RAAP op 21 en 22 juli 1993 wel gewezen op nederzettingen recenter dan AD -50 tot +50. Niet alleen op perceel 979 maar er lagen ook kaarten ter inzage over het omliggende gebied en tevens scherven om mee te nemen voor onderzoek. Deze informatie is echter genegeerd.


Nog steeds heb ik het vermoeden, af te leiden uit de projectie van de Schotanuskaart uit 1718 op de huidige topografie [en oudere kadasterkaarten] dat er vóór ong 1700 een boerderij gestaan heeft op een nog te herkennen uithoek van perceel 1295, nu eigendom van NM.
Gezien de aard en structuur van het landschap en het eerder aangetroffen zijn van overslibde vlaknederzettingen is het niet onmogelijk dat ook hier naast en onder de bewoning tot ong 1700 een nederzetting ligt van rond het begin van de jaartelling. Een booronderzoek zou een en ander kunnen uitwijzen en mijn hypothese bevestigen.
Voor mij staat het eigenlijk wel vast dat het hier om archeologisch [zeer] waardevolle terreinen gaat tenzij het tegenovergestelde zou blijken uit booronderzoek en uw professionele en gekwalificeerde oordeel.


Tot op heden heb ik nooit een antwoord gekregen op de vraag of de percelen 979 en vh 1279 dls. nu een natuur-, een cultuur of- een saneerreservaat zijn, laat staan de omliggende percelen.


Met het argument waarmee Bolland door Natuurmonumenten werd afgebroken, namelijk "dat het een levensvoorwaarde is voor weidevogels, een uitgestrekt, overzichtelijk landschap" neem ik geen genoegen.


Het ontwerpplan voor de ruilverkaveling Baarderadeel [25nov1994] spreekt nog steeds van een 'leemte' in de archeologische kennis en van mogelijkheden voor onderzoek bij inrichtingswerken.
Ook zal een zinssnede als "de deplorabele conserveringstoestand van de archeologische terreinen in Littenseradiel" u niet onbekend voorkomen.

Verder zijn er door mij nog meerdere cultuurhistorische structuren [her]ontdekt door bestudering van luchtfoto's etc. Merkwaardig vond ik altijd dat de de eerste onderzoekers van het gebied, drs A.J. Haartsen en prof.drs. J.A.J. Vervloet [rond 1977, zie NWCadvies 80613 van nov 1980], open stonden voor aanvullende en soms corrigerende informatie maar dat dat door mensen die zich pas veel later met het inrichtingswerk gingen bezighouden soms niet op prijs tot zelfs afgewezen wordt.


Voorlopig hoop ik u genoeg geinformeerd te hebben en ik zou graag zien dat mijn hypothese tav perceel tav perceel 1295 bevestigd dan wel ontkracht kan worden, zodat ik dat op kan nemen in mijn nog in bewerking zijnde studie over de agro-cultuur-historie van de Sate en landen Bolland over 2500 jaar.
Hopend op een spoedige reactie van uw kant en hoogachtend, verblijf ik


H Wijma
[]
Assen
[]* 


iaa
bestuur en of directie van de in de  brief genoemde partijen. Tsja...leek me wel zo 'fatsoenlijk'...
NM, ROB, RAAP, prov Fryslân, LIC...had ik beter niet kunnen doen, doodzwijgen was het gevolg...GW van Herwaarden reageerde en GJ Borger schreef zowaar een uitgebreide brief
namens de dr AABeekmansticting.. een professorale, maar wel professionele, reactie...







[*een door GTA de V. geredigeerde brief en rappel, de eerste was te cynisch, maar ook op deze zeer nette versie wist de Langen niet te reageren: 'ik kon de juiste toon niet vinden'- mededeling in een latere brief die inmiddels vernietigd is-.Op het 'origineel' werd terecht niet gereageerd, zoiets kan direct in de versnipperaar aldus de V.]






Wat schrijft ir. HR op 07 06 1999:


"Bedankt voor alle aanvullende informatie. De zorg is wat afgenomen. Ik begrijp terdege dat de zaak Bolland en je persoonlijke herstel onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn. Je inzet als zeer geinteresseerde/betrokken burger bij de cultuurhistorie van je omgeving heeft me altijd sterk getroffen: je wilde er echt studie van maken en wist allerlei kanalen te benutten om 
-zonder status van een organisatie- materiaal/gegevens boven water te krijgen. De brief aan GJ de Langen is op hoofdlijnen duidelijk. Ik begrijp ook goed dat het onmogelijk is je enkel in feiten uit te drukken. Je geeft zelf al aan dat enig cynisme onvermijdelijk is [met name in de bijlagen]. Aan de andere kant zullen deze gevoelige uitdrukkingen wel eens tot afhoudende of geen reactie kunnen leiden. Maar ja, de wereld bestaat niet alleen uit feiten. []"


Het is net een reactie die ik nu nodig heb.
Haije












Dr AA Beekmanstichting
opgericht 1971
ter bevordering van de beoefening
van de historische geografie,
die ik ook de -eerste- brief toestuurde:






                                                                                 Amsterdam  1 sept 1999
Geachte heer Wijma,


in de jongste bestuursvergadering van de stichting hebben wij uitgebreid stilgestaan bij uw brief van 5 mei jl en het daarbij gevoegde afschrift van uw brief aan de pa van Friesland, dr GJ de Langen. Tijdens deze vergadering waren wij allen onder de indruk van de niet aflatende ijver waarmee u zich inzet en ingezet hebt voor het behoud van het waardevolle cultuurlandschap rond Lions. Duidelijk kwam uit uw brief naar voren dat het een taaie, moeizame en vaak eenzame strijd was die u te voeren had. Voor de duidelijkheid moet ik u toegeven dat wij tijdens de vergadering niet gedetailleerd op de hoogte waren van de gang van zaken rond Bolland. Uit uw brief hebben wij opgemaakt dat het een waardevolle oude boerderij is geweest, gelegen op een nog ongeschonden terp, die in de loop van het proces van ruilverkaveling is opgeofferd ten gunste van een natuurreservaat of natuurontwikkelingsproject. Als er nog meer bijzonderheden van belang zijn om een goede afweging te kunnen maken van de gang van zaken rond de boerderij Bolland dan worden wij daarover graag nog door u nader geïnformeerd. Voorlopig gaan wij er vanuit dat wij uit de brief een goed beeld hebben kunnen krijgen van de voornaamste landschappelijke veranderingen die zich op en rondom  de boerderij Bolland gedurende de laatste tien jaar hebben voorgedaan. Het is ons echter niet gelukt om uit de beschikbare informatie een helder beeld te krijgen van de verschillende ambtelijke en bestuurlijke procedures die bij dit alles zijn gevolgd. Zo veel is ons uit de brief wel duidelijk geworden dat er op vele punten fouten zijn gemaakt of in ieder geval dat er beslissingen zijn genomen die in hun mogelijk onvoorziene uitwerking een negatief gevolg hebben gehad op de cultuurhistorische waarden en de landschappelijke kwaliteit van Lions en omgeving. 
De onderstaande reactie heeft betrekking op die perceptie van de strekking van de brief.
Mochten er op onderdelen aspecten zijn die naar uw oordeel voor ons noodzakelijk zijn om te weten om een juiste inschatting te kunnen maken van de gang van zaken in Lions en omgeving dan worden wij daarover graag nog nader door u geïnformeerd.


Nogmaals willen wij benadrukken dat wij onder de indruk waren van de moeiten die u zich hebt getroost en de inspanningen die u hebt gedaan om te komen tot behoud van het waardevolle landschappelijke en cultuurhistorische ensemble op en rond de terp van de boerderij Bolland.
Uit ervaring is het ons bekend dat het vaak buitengewoon moeilijk is om buitenstaanders te overtuigen van de zeggingskracht en de waarde van cultuurhistorische kwaliteiten. Meestal is er daarbij geen sprake van onbegrip of onvermogen maar niet uit te sluiten is dat in een aantal gevallen ook duidelijk sprake is van onwil vanwege anders gerichte belangen. Uit de brief is ons gebleken dat u ook gestuit bent op onbegrip of onwil bij mensen aan wie voldoende vertrouwdheid met het belang van het culturele erfgoed mag worden toegedacht maar die desondanks op een buitengewoon teleurstellende wijze hebben gereageerd op uw inspanningen en bemoeienissen. Op dat aspect zullen we in het onderstaande nog terugkomen maar eerst willen we nader ingaan op de achtergronden van de vaak onwelwillende houding van mensen die minder vertrouwd zijn met het belang, de eigenschappen en de kwaliteiten van het cultureel erfgoed. Naar onze ervaring speelt daarbij vaak een rol dat men nog wel begrip kan opbrengen voor het disciplinaire belang van de afzonderlijke elementen die deel uitmaken van het culturele erfgoed maar dat men niet kan inzien wat de meerwaarde is van een samenstel van elementen die elk een eigen disciplinaire achtergrond hebben. Bij archeologische vondsten en vindplaatsen kan men zich dan nog wat voorstellen en ook bouwkundige objecten als kastelen, molens en boerderijen die in een streekeigen stijl zijn gebouwd weet men nog wel op waarde te schatten. Moeilijker wordt het echter wanneer aangegeven moet worden welke meerwaarde een concrete ruimtelijke context en samenhang toevoegt aan de cultuurhistorische betekenis van dergelijke afzonderlijke elementen. De ervaring wijst uit dat het voor bestuurders en planologen in de praktijk vaak buitengewoon moeilijk is om zich daarbij nog iets voor te stellen en vaak hebben wij moeten vaststellen dat ook deskundigen op een terrein van één van de cultuurhistorische disciplines niet in staat zijn om over de genzen van hun vakgebied heen te kijken en het belang van een dergelijke ruimtelijke samenhang op waarde te schatten. Het is dan ook om die reden dat de stichting al vele jaren pleit voor een integrale belangenbehartiging van de cultuurhistorie. 
Het gaat niet alleen om de afzonderlijke objecten van archeologisch, bouwkundig of historisch-geografisch belang maar vooral om de meerwaarde die het gevolg is van de samenhang van die afzonderlijke elementen in een concrete ruimtelijke context. In dat opzicht hebben wij de laatste jaren in de verschillende Beekmannota's gepleit voor een interne integratie van de cultuurhistorie. Alleen als de beoefenaren van de verschillende cultuurhistorische disciplines in staat zijn om het belang van een integrale belangenbehartiging van de cultuurhistorie te onderkennen en uit te dragen is er, naar onze overtuiging, een mogelijkheid het belang van de cultuurhistorie in de ruimtelijke ordening beter te verdedigen en zal het mogelijk worden om zich gerichter in te zetten voor het behoud en de bescherming van de cultuurhistorische kwaliteit van de Nederlandse steden, dorpen en landschappen.
Gezien de ongelukkige ervaringen die u hebt beschreven in uw brief moeten wij vaststellen dat de initiatieven die wij in het kader van de stichting hebben genomen nog lang niet hun doel hebben bereikt. Voor ons is dat een aansporing om onvermoeid op de ingeslagen weg door te gaan. daarbij willen we wel opmerken dat er naar onze overtuiging de laatste jaren op dit punt wezenlijke vooruitgang is geboekt. Met name de door de ministers Pronk [VROM] en Netelenbos [V&W] en de staatssecretarissen Van der Ploeg [OCW] en Faber [LNV] ondertekende Nota Belvedere zien wij als een belangrijke mijlpaal op de weg naar een beter begrip voor het maatschappelijke en ruimtelijke belang van de cultuurhistorische waarden.
We willen daarom niet uitsluiten dat het tijdsaspect mede een rol heeft gespeeldbij de ongelukkige ervaringen die u in de brief hbt beschreven. De gebeurtenissen hebben zich immers al weer een aantal jaren geleden afgespeeld en mogelijk zouden dezelfde inspanningen van uw zijde in het huidige tijdsgewricht een geheel ander effect hebben gehad.


We willen ons echter niet rijker rekenen dan we zijn. Voorlopig zullen personen zoals u, die zich met grote toewijding inzetten voor het behoud van landschappelijke kwaliteiten en cultuurhistorische waarden, rekening moeten houden met onbegrip en tegenwerking.
in de ruimtelijke ordning gaat het namelijk vaak om ingewikkelde afwegings- en besluitvormingsprocessen waaarbij tegengestelde belangen tegen elkaar afgewogen moeten worden. De ervaring heeft ons geleerd dat de cultuurhistorische waarden en belangen in dergelijke processen vaak voorzichtig maar doelbewust naar de achtergrond worden geschoven met als eindresultaat dat ze geheel buiten zicht verdwijnen. 
daarbij is er dan vaak niet alleen sprake van ontoereikende regelgeving of ambtelijke traagheid maar ook vaak van bewuste politieke tegenwerking vanwege de sterke economische belangen die in het spel zijn.
Daarnaast komt het vaak voor dat natuurwaarden heilig worden verklaard vanwege de druk van maatschappelijke actiegroepen met als uiteindelijk resultaat dat de cultuurwaarden geheel of grotendeels worden opgeofferd.
Uit uw brief hebben wij begrepen dat u in de omgeving van Lions die ervaring inmiddels ook al hebt opgedaan.
Het opkomen voor de cultuurhistorische waarden en de landschappelijke kwaliteit van een gebied is en blijft dan ook een lastige en moeizame aangelegenheid omdat een aantal processenen afwegingen vaak tegelijkertijd spelen en elkaar dan in negatieve zin beïnvloeden.
Gelet op de strekking van uw brief vertellen wij u in dat opzicht waarschijnlijk weinig nieuws.[]


Hopend u hiermee naar behoren te hebben geantwoord, teken ik, namens het bestuur van de dr AA Beekmanstichting,
prof. dr. G.J. Borger.



VOOR WIE [NIET] KAN [AAN]ZIEN

                                  HEB IK V|HEEL WAT LEUKERS